Door ds. C. Koster
Het evangelie van Lucas sluit af met onze tekstverzen: Jezus Christus, vaart op naar de hemel, terwijl Hij zijn discipelen zegent.
Weet u waar Lucas zijn evangeliebeschrijving mee begint, Lukas 1? Ook met een priester die zegent. Dat is de priester Zacharias. Hij had het jaarlijkse offer gebracht in het binnenste van de tempel. En zoals altijd zou hij, nadat hij dat offer had gebracht in de tempel, naar buiten komen op het tempelplein om daar het volk van de Heere te zegenen. Maar hij kon dat toen niet doen. Want Zacharias kon niet spreken. Hij had niet geloofd wat de engel tegen hem had gezegd. Hij geloofde niet dat hij en zijn vrouw nog een kindje zouden krijgen. Daarom zult u niet kunnen spreken, zei de engel, totdat uw zoon geboren is.
Nu, zo’n dertig jaren later, eindigt het evangelie van Lukas totaal anders dan het begin. Hier is geen hogepriester die zwijgt vanwege zijn ongeloof. Nee, hier is dé hogepriester Jezus Christus die spreekt en zijn volk zegent. Zijn zegen, die niet alleen maar een mensenwoord is, een gebed, een wens. Nee, zijn zegen, die echt zegen is. Een krachtige hulp van Boven, van Jezus zélf. Ja, als Hij zijn zegen uitdeelt en schenkt aan zijn apostelen, dan is Hij zélf bij en met die zegen aanwezig, om te sterken, troosten, bemoedigen. De zegen van Jezus is vol kracht en genade, om je de weg te wijzen die je moet gaan en kracht te geven om die weg te gaan.
Lukas eindigt hier niet met een hogepriester die zwijgt, maar met dé hogepriester Jezus Christus die spreekt en zijn volk zegent. Nu is er ook zoveel gebeurd in die tussentijd, in al die dertig jaren. De Heere Jezus had laten zien dat zijn leven op aarde al één en al zegen was. Een kring van zegen verspreidde Hij, waar Hij ook was, wat Hij ook deed. Een zegen voor zijn discipelen, in nood op het schip. Een zegen voor de zondares, die Jezus’ zalft met olie. Een zegen voor Nicodemus, die ’s nachts spreekt met Jezus. Een zegen in woorden en daden, in wonderen en tekens. Zelfs een zegen voor Farizeers en Schriftgeleerden die Jezus moest bestraffen en tegenspreken vanwege hun ongeloof en verzet. Want Hij sprak woorden van God tot hen, om hen te zoeken, te redden. En overal waar Hij kwam, daar liet Jezus de goedheid en genade van de Heere zien. En de zegen die Hij verspreid was daadwerkelijk ook tot heil, waar Jezus met geloof werd ontvangen.
Deze zegen kon Jezus Christus uitdelen in ruime mate. Want Hij had zelf die zegen verdiend. Door zelf tot een vloekt te worden aan het kruishout verdiende Hij de zegen voor Gods volk.
Als de discipelen die zegenende handen van Jezus zagen, bij zijn hemelvaart. Dan konden ze dezelfde lichaamshouding zien die Jezus 42 dagen daarvoor ook had. Hoe Hij daar had gehangen aan het kruishout. Ook met zijn armen uitgespreid aan het kruishout. Met nagels in zijn doorboorde handen. Hij, onze Heere Jezus, die tot een vloek werd. Die de schuld van Gods volk heeft betaald.
Zo heeft Hij heel de vloek, die op Gods kinderen lag, verandert in de zegen. Omdat Hij zijn armen uitstrekte aan het kruishout. Daarom kan Hij ook nu zijn handen uitstrekken en uitspreiden over zijn discipelen. En zijn volk zegenen, als hun Verlosser, hun gekruisigde en opgestane Heere. Die vanuit zijn kruisdood én opstanding de zegen uitdeelt.
Een zegen rijker dan ooit te voren. En groter dan ooit te voren. Want tijdens zijn leven kon Jezus steeds maar op één plaats tegelijk de zegen uitdelen. En tot zegen zijn. Maar nu Hij omhoog opstijgt, wordt het gebied onder zijn handen steeds groter en groter. En hoe hoger Hij opstijgt, des te groter is de kring van zegen die Hij verspreidt.
Zo steeg Hij op ten hemel. Het laatste wat de discipelen van Jezus zagen, dat was zijn zegen. Alsof Jezus wil zeggen, ook al zien jullie mij niet. Ik ben daar, in de hemel, en zegen jullie. Ik laat een stroom van zegen op jullie neerkomen. Dag bij dag, steeds voort. Net zolang totdat ik weer terugkom op de wolken.
Jezus Christus troont nu in de hemel, hoog verheven. En heel de aarde valt onder zijn gebied. Over heel de aarde kan Hij als hogepriester van zijn volk de zegen uitdelen.
Hij kan zijn zegen uitdelen aan de apostelen, die Hij de wereld in heeft gezonden. Ze moeten beginnen in Jeruzalem. Maar vandaar ook uitgaan, naar Samaria, ja, naar de uitersten van de aarde. Als ze zeeën zullen bevaren, Jezus is daar met zijn zegen. Als ze continenten zullen oversteken, Jezus is daar met zijn zegen. Als ze zich voor overheden en koningen moeten verantwoorden, Jezus is daar met zijn zegen. Als ze vervolgd worden door de Joden, Jezus is daar met zijn zegen. Als ze gestenigd zullen worden, als ze gevangen worden genomen, als we worden gemarteld en gedood. Ook dan is Jezus daar met zijn zegen. Om te helpen, te sterken, kracht te geven. En ook moeite, tegenslag en verdriet te veranderen in zegen, voor de apostelen zelf. En voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk, en de verspreiding van zijn kerk.
Ook vandaag is Jezus daar met zijn zegen, in de hemel aanwezig. Om zijn zegen uit te delen aan zijn kerk, en aan al Gods kinderen. Om nabij te zijn in tijden van nood. Om te helpen in tijden van ziekte. Om kracht te geven om trouw te blijven in open landen met vrijheid in godsdienst. En om te sterken Gods kinderen in gesloten landen, met geloofsvervolging en een ondergrondse kerk.
Voor wie is die zegen van Jezus Christus? Voor alles en iedereen, zonder onderscheid? Nee, de zegen van Jezus is voor zijn apostelen, die daar staan en Hem zien opstijgen. Voor de kerk van de Heere, die op de prediking van de apostelen gaan geloven. Voor de kerk van de Heere, die de prediking van de apostelen als fundament hebben. Voor hen die beide voeten op de aarde staan, maar wiens hart is gericht op Jezus Christus, die in de hemel zit aan de rechterhand van God. Voor ieder wie deze Jezus liefhebt en trouw volgt in zijn of haar leven. Voor ieder die van Jezus heeft geleerd om zelfs te zegenen wie jou vervloekt en te bidden voor mensen die je belasteren (Luk. 6:28).
Zo is Jezus ook vandaag ten volle betrokken bij zijn volk. Hij is wel daar in de hemel, hoog verheven. Maar met zijn zegen, zijn troost en zijn kracht is Hij zo dichtbij. Zijn zegenende armen trekt Hij niet in. Zijn woorden vol genade sterven niet weg. Hij blijft voor zijn volk steeds de zegenende Hogepriester. Die zó zal terugkomen, zoals zij Hem hebben zien opstijgen. Ten zegen voor allen die Hem in geloof verwachten!
Lezen Luk. 24:46-53