Meditatie over Jakobus 2:1-13 en het tiende gebod (Catechismus Zondag 44)

Sommige dingen kan je een beetje doen. Zoals bijvoorbeeld je kamer opruimen. Als je wel de vloer leegmaakt. Maar voor de rest je kamer nog steeds een puinhoop is. Dan heb je je kamer een beetje opgeruimd. Andere dingen kan je niet een beetje doen. Zoals je zwemdiploma halen. Je haalt hem wel of niet. Zo is het ook met de Tien Geboden. Die kan je niet een beetje doen. Je gehoorzaamt Gods geboden. Of je overtreedt ze. Een beetje gehoorzamen, dat gaat niet.

Dat leert ons het Tiende Gebod. De Heidelbergse Catechismus laat heel mooi zien hoe diep en scherp Gods geboden gaan. De Heere wil gehoorzaamheid. Elke dag, overdag en ’s nachts. Van buiten in ons gedrag. Maar ook van binnen, in ons hart, in onze verlangens, in onze gedachten. En elke gedachte die bovenkomt, die ook maar iets afwijkt van Gods goede geboden is zondig. Maakt ons schuldig tegenover de Heere.

Het is daarbij belangrijk om te weten dat dit geldt voor alle Tien Geboden. Je mag niet kiezen. Je kan niet zeggen: negen staan me wel aan, maar één sla ik over. Ik gedraag me netjes, alleen pik ik soms iets uit de winkel. Nee, dat gaat niet. Dan breek je al Gods geboden. Jakobus legt dat uit aan de hand van een voorbeeld uit de gemeente. Als een bezoeker met grote eer wordt ontvangen. Maar een arme bezoeker wordt met de nek aangekeken. Dan kan je dénken: wij hebben onze naaste lief. En deels heb je je naaste ook lief, kijk maar hoe je met de rijke omgaat. Maar je zondigt ten opzichte van die arme naaste.

En daarmee bega je een grote zonde. Dat kan je niet compenseren door des te meer liefde aan die rijke te geven. Dat gaat niet. Bovendien breek je daarmee vele geboden. Je geeft eigenlijk een kwaad getuigenis over die naaste. Je wekt immers de indruk dat er iets mis met hem is. Dat is zonde tegen het negende gebod. Je beroofd hem van de eer, waar hij recht op heeft. Zonde tegen het achtste gebod. De gemeente legt een smet op de zondagse erediensten, zonde tegen het vierde gebod.

Bovendien, als je één gebod overtreedt, beledig je de Gever van het gebod. De Koning, die deze wetten heeft bepaald. Als je naar een cafetaria gaat, dan mag jij kiezen wat je eet, natuurlijk. Maar als je bij de koning aan tafel zit, dan kan je niet kiezen: dit eet ik wel, dat niet. Nee, dat eet je wat je voorgeschoteld krijgt. Zo ook de tien geboden. Je mag niet kiezen. Je kan niet zeggen: ik ben maar heel soms dronken… Of: ik hou verder van iedereen, maar alleen aan hem of haar heb ik een gloeiende hekel. Of: ik geef altijd wel geld aan goede doelen, nu ga ik eens even flink geld verspillen aan een onnodig dure tv.

Een zonde is maar niet een smetje op een verder schone ruit van goede werken. Nee, een zonde is een steen door die ruit. Een zonde maakt alles kapot. Maakt dit ons niet onnodig depressief? Krijgen we hierdoor geen gevoelens van minderwaardigheid? Nee, als we maar zien dat het gaat om de liefde. Je hebt je man of vrouw toch ook niet een beetje lief. Of voor een deel van de week. Nee, helemaal en altijd. Zo is het ook bij God. Als je bij Hem mag horen, dan heb je Hem helemaal lief. Elke dag van de week, met heel je hart, al je krachten, heel je verstand.

Weet je wat zo mooi is? Als je bij Jezus mag horen, dan wil Hij je ook vernieuwen. Dan geeft Hij je zijn kracht. Dan schrijft Hij zijn geboden in je hart. Alle tien. Dan ga je steeds meer van je zonden zien en heb je daarover verdriet. Maar dan is daar ook vreugde in Gods nabijheid. En groeit daar een verlangen om voor Hem te leven.

Vragen

  1. Heb je wel eens last van die verleiding om een zonde op het ene gebied in je leven te compenseren in een ander gebied in je leven?
  2. Leg eens uit hoe het kan dat Gods geboden én zo scherp én tegelijk zo genadig zijn.
  3. Om over na te denken: mag je dankbaar zijn voor ‘een beetje’ gehoorzaamheid aan Gods geboden?

Lezen Jakobus 2:1-13 (klik hier).

Klik hier om de preek over Jakobus 2 en het tiende gebod te horen.