Meditatie over Mattheus 10:32-33
In de preek over het 3e gebod over de Naam van de HEERE stonden we stil bij de oproep van Jezus: belijd Mijn naam voor de mensen. Jezus zegt dat in Mattheus 10:32-33. Hij roept ons daar op om uit te komen voor ons geloof in Hem. Te zeggen: ik geloof in Jezus. Ik hoor bij Hem. Alles wat Hij onderwijst, dat beaam ik. Alles wat Hij van mij vraagt, dat wil ik doen.
Waarom moet je Jezus’ naam belijden? Omdat daar een ongelofelijk rijke zegen in ligt. Als je Jezus’ naam belijdt, dan zal ook Jezus jouw naam belijden voor zijn Vader in de hemel. Dan zal Hij zeggen: deze man of vrouw is discipelen van mij. Hij of zij hoort bij mijn gemeente, die Mij belijdt als de Verlosser. Wat een enorme uitnodiging van de Heere Jezus. Hij geeft zijn naam ter beschikking aan ons mensen. Je mag zijn Naam gebruiken. Je moet zelfs zijn naam gebruiken. Uitspreken. Zodat je door zijn Naam gered wordt!
En Jezus heeft daarin niet alleen zijn discipelen op het oog. Ieder die zijn naam zal belijden. Iedereen! Niemand uitgezonderd. Of je nu wel of niet lid bent van Jezus’ kerk. Of je nu wel of geen belijdenis hebt gedaan of gedoopt bent. Of je nu een rijke Europeaan bent, of uit een totaal andere achtergrond en cultuur komt. Of je nu veel of weinig goede werken hebt gedaan. Ieder die Jezus belijdt, wordt gered.
Dat klinkt wel makkelijk. Toch kan het vreselijk moeilijk zijn om Jezus naam te belijden. Want, tot twee keer toe zegt Jezus erbij: je belijd mijn naam voor de mensen. Publiek. Hier gaat het dus niet om het stil aanroepen van Jezus’ naam in je gebeden. Nee, het publiek uitspreken van Jezus naam. Voor je geloof uitkomen naar anderen toe. Zeggen: ik hoor ook bij Hem. Dat is moeilijk. De apostelen kunnen daar over mee praten. Hoe vaak zijn ze niet in de gevangenis geworpen. Zijn ze gestenigd. Met de stok geslagen. Ze zijn zelfs ter dood veroordeeld. Alleen maar om het feit dat ze Jezus’ naam belijden. Eeuwen door is dit de ervaring van christenen geweest. Ze moesten de brandstapels op, werden als fakkels gebruikt in de tuinen, voor de wilde dieren geworpen. Waarom? Omdat ze Jezus’ naam belijden. En als het hen verboden werd? Dan zeiden ze: wij mogen niet zwijgen. Want er is maar één naam onder de hemel geven, waardoor de mensen gered moeten worden!
Voor ons mensen kan het vreselijk moeilijk zijn om Jezus’ naam te belijden. Tegelijk moeten we niet vergeten. Wat belooft Jezus? Hij is bereid onze naam te belijden. En wat heeft Hem dat gekost? Was dat makkelijk voor Hem? Nee, absoluut niet. Jezus neemt het op voor zondaren. Hij staat voor zondaren in bij zijn Vader. Dat kostte Hem zijn leven. De vloek van de Vader. Het oordeel over onze zonden. Bitter lijden en sterven.
Als je Jezus kent. En zijn offer, zijn liefde. Dan wil je toch niet anders, dan spreken over die ene naam? Belijden over die naam. Ook als het moeilijk is. Ook als het ingewikkeld voelt. Hoe kan je groeien in vrijmoedigheid? Hoe kan je meer over Hem getuigen? Dat kan maar door Eén. Alleen God de Heilige Geest kan ons die vrijmoedigheid geven. Bidt Hem er maar om. Vraag Hem: “Heere, open mijn mond. Doe mij spreken, doe mij getuigen, doe mij belijden van uw naam!”